Het verbaast me hoe schoon en licht het er is: Dierenasiel Alphen aan den Rijn. Ik dacht altijd dat dieren in het asiel zielig waren en een beetje vies. Wát een foute aanname! De fris wit geschilderde wanden maken de ruimtes licht en omdat de mandjes en dekentjes allemaal een felle aqua-kleur hebben ziet het er overzichtelijk uit.
Bobbie ligt in zijn blauwe bakje en als we binnenkomen komt hij meteen naar me toe. We kroelen wat en dan krijg ik de andere ruimtes met beschikbare katten te zien. Wat een mooie lieve katten allemaal. De een wat voorzichtiger dan de ander, maar allemaal rustig en vriendelijk. Ze lopen er los en kunnen naar buiten.
“Ik kan niet kiezen”, zeg ik tegen de medewerkster.
Dan komen we weer terug in de eerste ruimte en begroet Bob me alsof we al jaren de beste vrienden zijn. En dat wordt gehonoreerd.
Thuis zet ik de reismand naast de kattenbak. Bob duikt er meteen in. Dat kan maar duidelijk zijn. In de woonkamer is het stuk enger. Vanonder de bank begluurt hij mij. Ik lig even op mijn buik en knijp mijn ogen dicht. Dat betekent in kattentaal “het is goed”. Maar Google adviseert mij Bob een tijdje te negeren en vooral niet aan te kijken. Dus zit ik in zijn buurt.
Dan durft hij naar boven. Op de overloop kroelen we even. Hij ziet er angstig en onderdanig uit maar laat zich makkelijk aanhalen.
Vervolgens gaat hij naar de zolder en verschanst zich in het verste hoekje onder het schuine dak. En daar zit hij nog steeds.
Vannacht heeft hij gegeten en aan een spoor van haren zie ik dat hij de zolder heeft verkend.
Het komt vast goed. Maar dit gaat tijd kosten.