Bologna-Amsterdam
Ik vlieg weer naar Nederland. Hij zit er al als ik naast hem ga zitten. Het geluid van een flinke verkoudheid maakt me ongerust. Daar zit ik nou net niet op te wachten. Zijn armen heeft hij breeduit op de leuningen verankerd. Hij zit in mijn ei. En waarschijnlijk ook in de space van zijn andere buurvrouw. Ik weet niet wat zij doet maar ik wil mijn ruimte terug. Ik recht mijn rug en sla mijn benen zodanig over elkaar dat de boodschap duidelijk is. Hij snapt het.
De KLM trakteert op boterhammen met kaasalade. En net als ik een hap wil nemen snuit hij zijn neus. Ik heb visioenen van brood met groene klodders. Laat maar. Heeft u ook koffie?
Als hij niest veegt hij zijn handen af aan zijn broek. Miljoenen bacillen vliegen door de cabine. Ik houd mijn adem in. Misschien heeft hij zo hard geniest dat de beestjes pas twee rijen verder neerdalen. Hij heeft een groene broek aan. Dat is wel handig.
De stakker heeft het koud en trekt zijn jas aan. Ellebogen vliegen rond. Ik ontwijk een mouw. Nu hij zijn handen vol heeft aan zijn jas kan hij zijn neus niet snuiten. Een smeuïge haal met rochel is het resultaat. Hij heeft weer lucht en zijn jas aan.
De zakdoeken raken vol. Gelukkig vindt hij af en toe een droog hoekje. En de rest kan aan de broek.
Ik ben blij dat we landen. Zou ik morgen mijn groene broek aanmoeten?