Hij is oud. Hij woont in het dorp en komt altijd in zijn rammelende Panda naar zijn land, vlak bij ons, om het te bewerken. We hebben hem al een tijd niet gezien en vragen ons af of hij nog leeft.
Vorig jaar fietsten we langs zijn boomgaard en hield hij ons aan. We moesten zijn moestuin zien. We parkeerden de fietsen langs de kant van de weg en liepen met hem mee. Eerst door zijn olijfboomgaard waar hij driftig experimenteert met het enten van olijf- en fruitbomen. Aan alle bomen hangen petflessen met daarin zoetigheid om het ongedierte weg te houden van zijn creaties.
En dan is daar zijn moestuin. Een hek er omheen van zelf bijelkaar gezochte onderdelen en in het midden een waterput.
“Kijk”, zegt hij, “hier staan de tomaten, daar de sla en de boontjes en hier poep ik altijd.” Hij wijst naar een hoek waar we maar nauwelijk naar durven te kijken.
Wij doen alsof het de normaalste zaak van de wereld is en knikken begrijpend. Je moet wat he?
Maar afgelopen zomer hebben we hem niet gezien.
Tot gister. Hij liep langs de weg om hout de sprokkelen voor de winter. Vroeg of we hem met de auto mee naar boven wilden nemen zodat hij van daar weer naar beneden kon om takken te verzamelen. Natuurlijk willen we dat! We vertellen hem dat we zelf ook wel snoeihout voor hem hebben.
Hij is tachtig en hij mag niet meer zelf rijden van zijn vrouw nadat hij een ongeluk heeft veroorzaakt. Zij brengt hem nu af en toe naar zijn land. Vandaar dat we hem niet zo vaak meer zien.
Vandaag staat hij te roepen bij ons hek. Hij komt naar het hout kijken. Voor mij heeft hij takjes oregano meegenomen uit zijn moestuin. Met veel gebaren, zoals het een echte Italiaan betaamt, legt hij mij uit hoe ik de takjes tussen mijn handen moet fijnwrijven boven het vlees. Ik luister aandachtig en beloof plechtig precies te doen wat hij zegt. Vanavond nog!
Ons hout is zeer geschikt voor zijn houtkachel en hij komt het morgen halen. Deze winter hoeft hij het niet koud te hebben.
Mooi geschreven Ingrid!
Dankjewel Ingrid!